English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word grief

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
grief
(sadness; sorrow; gloom; despondence; despondency)
grief
(sadness; affliction; distress; ordeal; pain)
grief
(mourning)
grief
(sadness; sorrow; dejection; gloom; unhappiness; woe)
; ;
grievance
(complaint; lament)
;
(afflict; distress);
tristigi
(hurt; afflict; distress; pain; cause pain to); ;
pijn veroorzaken
🔗 As communities in Maine grieve 18 people killed in a shooting at a bowling alley and restaurant two days ago, officials still are imploring thousands of residents to shelter in place Friday while a massive search continues for a suspect.
grievous
(distressing; painful; troublesome)
; ;

EnglishDutch
grief bedroefdheid; droefenis; droefheid; harteleed; hartzeer; kommer; leed; smart; verdriet
childish grief kinderleed
come to grief een ongeluk krijgen; mislukken; schipbreuk lijden; stranden; tegen de lamp lopen; verongelukken; zijn nek breken
come to grief on schipbreuk lijden op
come to grief over schipbreuk lijden op
good grief! goeie God!
pour out one’s grief to somebody iemand zijn leed klagen
you will come to grief het zal slecht met je aflopen
grievance grief; onrecht
grieve bedroeven; berouwen; leed aandoen; leed doen; rouwen; rouwen om; smarten; treuren; verdriet hebben; verdrieten; zich bedroeven
grievous bitter; deerlijk; drukkend; jammerlijk; pijnlijk; smartelijk; zwaar