English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word gird

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
gird
(zone)

EnglishDutch
gird aangorden; gorden; hatelijkheid; insluiten; omgéven; ómgorden; omgórden; omsingelen; omsluiten; uitrusten
gird at afgeven op; spotten met
gird on aangorden; omgórden; ómgorden
gird oneself zich ten strijde aangorden
gird oneself for the fight zich ten strijde gorden
gird oneself up zich ten strijde aangorden
gird oneself up for the fight zich ten strijde gorden
gird one’s loins zich ten strijde aangorden
gird one’s loins up zich ten strijde aangorden
gird round ombinden
gird somebody with power iemand bekleden met macht
gird up one’s loins zich aangorden
gird with the sword in de adelstand verheffen
engird omgórden; omsluiten; ómgorden
ungird losgorden