English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word furniture

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
; ; ;
🔗 Furniture upholstered in pale grey and scarlet ranged the walls.
furniture beetle
(borer; bookworm)
;
furniture store
furniture van
(pantechnicon; pantechnicon van)
piece of furniture
;

EnglishDutch
furniture huisraad; inboedel; meubelen; meubels; meubilair; meubilering
bedroom furniture shop beddenwinkel
be part of the furniture bij het meubilair horen
common furniture beetle doodkloppertje; doodskloppertje; gewone houtwormkever; kleine houtwormkever; meubelkever
furniture factory meubelfabriek
furniture firm meubelzaak
furniture manufacturer meubelfabrikant
furniture polish meubelwas
furniture remover verhuizer
furniture store meubelmagazijn
furniture trade meubelhandel
furniture van tapissière; verhuiswagen
household furniture huisraad
office furniture kantoormeubelen
piece of furniture meubel; meubelstuk
suite of furniture ameublement
furniture‐maker meubelmaker
furniture‐making meubelmakerij; schrijnwerkerij
garden‐furniture tuinmeubelen