English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word frequent

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
frequent (common; commonplace; regular)	frequent ; veelvuldig	ofta
frequent (attend)	bezoeken ; frequenteren	vizitadi
frequency	frequentie	frekvenco
frequency (prevalence; rate)	veelvuldigheid	ofteco
frequented (attended)	bezocht	vizitata
frequently (often; regularly; commonly; oftentimes; oft)	dikwijls ; vaak ; veelvuldig ; frequent	ofte

English	Dutch
frequent	⇆ bezoeken; ⇆ dikwijls bezoeken; ⇆ druk; ⇆ frequent; ⇆ frequenteren; ⇆ herhaald; ⇆ herhaald voorkomend; ⇆ menigvuldig; ⇆ omgaan met; ⇆ vaak voorkomend; ⇆ veelvuldig; ⇆ verkeren met
frequency	⇆ frequentie; ⇆ menigvuldigheid; ⇆ trillingsgetal; ⇆ veelvuldigheid
frequentation	⇆ bezoeken; ⇆ omgang; ⇆ verkeer
frequentative	⇆ frequentatief; ⇆ frequentatief werkwoord
frequented	⇆ bezocht
frequenter	⇆ bezoeker
frequently	⇆ dikwijls; ⇆ frequent; ⇆ herhaaldelijk; ⇆ menigvuldig; ⇆ vaak; ⇆ veelvuldig
infrequent	⇆ infrequent; ⇆ schaars; ⇆ zeldzaam