English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word fall to the share of

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(fall off; tumble down; drop);
🔗 The inner scales enlarge when spring growth begins and often become an inch long before they fall.
(drop; lapse); ;
🔗 The house must have fallen on her.
(drop; lapse)
(autumn);
🔗 Reinking is from Morton, Illinois and is believed to have moved to the Nashville area last fall.
(destruction; doom; downfall; perdition; ruin; wreck)
(decline; going down; regression; retreat; setback)
teruggang
🔗 Rand almost fell from surprise.
(come about; happen; occur; take place; be afoot; come on; come to pass; be set; transpire); ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ;
share
(helping; portion; ration)
; ;
share
(part; piece; portion)
🔗 I should like to feel that I am doing my share, but if you say no I can only abide by your decision.
share
(interchange; swap; change; exchange; switch; trade)
; ; ; ; ; ;
share
sperti kune
share
;
samen gebruiken
share
(royalties)
tantième

EnglishDutch
fall to the share of te beurt vallen
fall aanbreken; achteruitgaan; afnemen; afvallen; betrekken; dalen; daling; dood; flikkeren; helling; herfst; intreden; invallen; najaar; neerkomen; neervallen; omlaaggaan; ondergang; ontvallen; prijsdaling; smakken; sneuvelen; sodemieteren; storten; teruggang; teruglopen; uitvallen; val; valhoogte; vallen; verminderen; verval; vervallen; waterval
share aandeel; deel; deelnemen; deelnemen in; delen; delen in; fonds; ploegschaar; portie; quota; quotum; samen gebruiken; schaar; taks