English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word excuse

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(make excuse); ;
(forgive; pardon; remit)
(justify; validate; vindicate);
excuse
(justification; vindication)
; ;
wettiging
excuse
(pretext; plea)
; ;
excuse
;
🔗 Yet the latest scandal to hit Johnson may be so damaging that even May, his chief apologist, cannot excuse it.
excuse me
(sorry; I am sorry; I beg your pardon)
;
excuse oneself
(ask forgiveness; apologize)

EnglishDutch
excuse excuseren; excuus; schenken; uitvlucht; vergeven; vergoelijken; vergoelijking; verontschuldigen; verontschuldiging; verschonen; verschoning; vrijstellen
beg to be excused afschrijven; bedanken; zich verontschuldigen
by way of excuse ter verontschuldiging
excuse me! pardon!
excuse me met uw verlof; neem me niet kwalijk; neemt u me niet kwalijk; pardon; sorry
excuse oneself afschrijven; bedanken; zich excuseren; zich verontschuldigen; zich verschonen
in excuse of ter verontschuldiging van
make one’s excuses zich excuseren
send an excuse afschrijven; het afzeggen; zich excuseren
excusable te verontschuldigen; vergeeflijk; verschoonbaar
excusatory rechtvaardigend; verontschuldigend