English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word ease
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(facilitate; make easy) | ||
(comfort) | ||
(decrease; lessen; diminish; shrink; abridge; abate; reduce) | ||
(relax; slacken) | ; ; zich verpozen | malstreĉiĝi |
(allay; alleviate; cushion; mitigate; relieve; remit) | mildigi | |
(convenience; handiness; usefulness) | ||
(convenience; handiness) | ||
(decrease; diminish; drop; fall; reduce; shrink; dwindle) | ||
🔗 Seismic activity has eased in south‐west Iceland, but a volcanic eruption is still expected, scientists say. | ||
(calm; quiet; quiescent; docile; still) | ; ; ; | |
🔗 Only Saerin and Pevara appeared at ease. | ||
heart’s‐ease (pansy; heart’s delight; tickle‐my‐fancy; Jack‐jump‐up‐and‐kiss‐me; come‐and‐cuddle‐me; three faces in a hood; love‐in‐idleness; wild pansy) | driekleurig viooltje | |
unease (anxiety; agitation; concern; disquiet; trouble; disquietude) | ; |
English | Dutch |
---|---|
ease | ⇆ behoedzaam bewegen; ⇆ gemak; ⇆ gemakkelijkheid; ⇆ geruststellen; ⇆ losheid; ⇆ omzichtig bewegen; ⇆ ongedwongenheid; ⇆ ontlasten; ⇆ ontspannen; ⇆ rust; ⇆ verlichten; ⇆ verlichting; ⇆ verminderen; ⇆ versoepelen; ⇆ voorzichtig bewegen |
at ease | ⇆ op zijn gemak |
at one’s ease | ⇆ gemakkelijk; ⇆ makkelijk |
ease her! | ⇆ halve kracht! |
ease of | ⇆ ontlasten van |
ease off | ⇆ afnemen; ⇆ minder gespannen worden; ⇆ verminderen |
ease up | ⇆ het kalmer aan gaan doen |
ease up on somebody | ⇆ iemand minder hard aanpakken |
ill at ease | ⇆ niet op zijn gemak; ⇆ onwennig |
love one’s ease | ⇆ van zijn gemak houden |
put somebody at ease | ⇆ iemand op zijn gemak stellen |
stand at ease! | ⇆ op de plaats rust!; ⇆ rust! |
take one’s ease | ⇆ het zich gemakkelijk maken; ⇆ zijn gemak ervan nemen; ⇆ zijn gemak nemen |
with ease | ⇆ gemakkelijk; ⇆ makkelijk |
easement | ⇆ gemak; ⇆ leniging; ⇆ servituut; ⇆ verlichting |
easing | ⇆ ontspanning |
heart’s‐ease | ⇆ driekleurig viooltje; ⇆ pensee |
unease | ⇆ angst; ⇆ bezorgdheid; ⇆ gedwongenheid; ⇆ gegeneerdheid; ⇆ onbehaaglijkheid; ⇆ ongerustheid; ⇆ onrust |