English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word double‐cross

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(angry; heated; wild);
verstoord
kruci
(peevish; pettish; petulant; morose)
(cover; pass);
🔗 Then you have crossed the Fer Aquilas?
(transverse; crosswise)
(cross out; cancel; overstrike); ;
een streep halen door
;
trastreki
(step across; exceed; overstep)
🔗 A rude cross lay flat upon the barren earth and on it was bound a man—half‐naked, wild of aspect with his corded limbs, glaring eyes and shock of tangled hair.
(dual);
tweeledig
;
tweevoudig
(duplicate; redouble)
(doppelgänger)
tweevoud
(lookalike)
(duplicate);
zich verdubbelen
🔗 Worldwide, condom sales doubled in the 1920s.
(twofold);

EnglishDutch
double‐cross bedriegen; beduvelen; <bij bedrog een handlanger ook bedriegen>
double‐cross somebody iemand er laten instinken; iemand erin luizen
cross balorig; boos; doorsníjden; drenzerig; dwars oversteken; dwarsbomen; elkaar kruisen; kruis; kruisen; kruising; kruisje; narrig; ordekruis; overschrijden; oversteken; spinnijdig; tegenwerken; trekken over; verstoord; óvervaren
double doubleren; doublet; doublure; dubbel; dubbele; dubbelganger; dubbelhartig; dubbelspel; duplicaat; een dubbelrol spelen; een scherpe draai maken; in looppas marcheren; looppas; omvouwen; omváren; omzéílen; scherpe draai; tweedelig; tweeledig; tweepersoons‐; tweevoudig; verdubbelen; vouwen; zich verdubbelen