English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word descend

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(go down; drop; sink; lower oneself)
(get off; go down; alight);
naar beneden gaan
;
komen … af
🔗 Carrying the candle she descended the stairs.
descend
(come down; subside)
descendant
(successor)
;
descendant
(young one)
(offspring; successor);
🔗 There, Goídel’s descendant Breogán founds a city called Brigantia, and builds a tower from the top of which his son Íth glimpses Ireland.
descent
(downhill)
;
descent
(lineage; background; derivation; origin; provenance; ancestry)
;
descent
🔗 The descent through the fissure was less difficult than it had appeared from above.

EnglishDutch
descend afdalen; afgaan; afzakken; dalen; komen … af; naar beneden gaan; neerdalen; neerkomen; neerstromen; neervallen; overgaan; uitstappen; vererven; zich verlagen
be descended from afstammen van; stammen van
descend to afdalen tot; dalen tot; een inval doen in; landen op; neerdalen tot; neerschieten op; overgaan op; overvallen; zich verlagen tot
descend to the level of afdalen tot
descend upon een inval doen in; landen op; neerschieten op; overgaan op; overvallen
descendant afstammeling; nakomeling; nazaat; telg
descending afdalend
descent afdaling; afhelling; afkomst; afstamming; afzakken; daling; geslacht; helling; inval; komaf; landing; nederdaling; neerdaling; overgang; overval; verval
redescend weer afdalen