English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word demand

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
demand
(sale)
demand
(sale; deduction; subtraction)
(postulate; require; charge; claim; dictate; exact; mandate; assert); ; ;
🔗 He asked why he has been made a prisoner and demands that he be released at once.
(charge; claim; suit);
vordering
🔗 Poland, Bulgaria, Finland, Denmark and the Netherlands have already had their Russian gas deliveries suspended after they refused a demand to pay in Russian roubles.
(ask; inquire; question)
🔗 “Where is your master?” demanded Tarzan.

EnglishDutch
demand aanvraag; aftrek; afvragen; eis; eisen; navraag; rekwireren; roep; vereisen; vergen; verlangen; vorderen; vordering; vraag; vragen
be in demand in trek zijn
demand back terugeisen
demand for roep om
demand from vragen van
demand of vragen van
have many demands on one’s time het erg druk hebben
in demand gangbaar; gevraagd; gewild; gezocht
… is much in demand er is veel vraag naar …
it is in great demand er is veel navraag naar; er is veel vraag naar
make demands on een claim leggen op
make higher demands hogere eisen stellen
make higher demands on hogere eisen stellen aan
much in demand veelbegeerd; zeer gevraagd; zeer gewild; zeer gezocht
on demand direct opvorderbaar; op aanvraag; op verlangen; op zicht
put in a demand een eis indienen
recede from a demand een eis laten vallen
supply and demand vraag en aanbod
there is a great demand for … er is veel vraag naar …
there is a keen demand er zijn veel liefhebbers
wage demand looneis
wages demand looneis
demandant eiser
demander eiser; vrager
demanding veeleisend
redemand terugeisen; terugvorderen; terugvordering