English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word crash

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(destruction)
verbrijzeling
;
vermorzeling
(collide; clash)
; ;
(bang; thump);
pum
vliegramp
🔗 They will also pay attention to how the victims of the air crash are treated by the Iranian élite.
crash into
(collide with)
;
;
🔗 US president Joe Biden has commented on the plane crash involving Prigožin, saying that he is “not surprised” by reports.

EnglishDutch
crash aanrijding; botsen; botsing; crash; crashen; debâcle; dreunen; failliet gaan; gekraak; geraas; geratel; grof linnen; ineenstorten; krach; kraken; krakend ineenstorten; neerkomen; neerstorten; onuitgenodigd verschijnen; ratelen; slag; storten; te pletter laten vallen; te pletter slaan; te pletter vallen; val; verbrijzelen; verongelukken; vliegtuigongeluk
aircraft crash vliegtuigongeluk
air crash luchtramp; vliegongeluk; vliegramp; vliegtuigongeluk
crash against aanbotsen tegen
crash barrier vangrail
crash course spoedcursus; stoomcursus
crash into aanbotsen tegen; botsen tegen; inrijden op; oprijden tegen
crash into the rear of van achter inrijden op
crash out maffen; pitten; ratelen
crash programme urgentieprogramma
plane crash crash; vliegtuigcrash
train crash treinbotsing
crash‐helmet integraalhelm; valhelm
gatecrash zich indringen; zich indringen in