English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word complacence
English | Dutch |
---|---|
complacence | ⇆ behagen; ⇆ inschikkelijkheid; ⇆ voldoening; ⇆ zelfbehagen; ⇆ zelfvoldaanheid; ⇆ zelfvoldoening |
complacent | ⇆ inschikkelijk; ⇆ met zichzelf ingenomen; ⇆ voldaan; ⇆ zelfvoldaan |