English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word choice

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
;
(option);
🔗 There was no choice.
at choice
(at pleasure; at will)
naar verkiezing
laŭ deziro
(elect; pick out; opt; pick); ;
🔗 They may take any form they choose.
(decide; determine; resolve; settle; adjudicate)

EnglishDutch
choice bloem; fijn; keur; keurig; keus; keuze; puik; select; uitgelezen; uitgezocht; verkiezing; verschot; voorkeur
a choice morsel een lekker stukje
at choice naar keuze; naar verkiezing
by choice bij voorkeur
for choice bij verkiezing; bij voorkeur
from choice uit eigen verkiezing; uit vrije keuze
Hobson’s choice graag of niet; kiezen of delen
make a choice een keuze doen; een keuze maken
make one’s choice een keus doen; een keus maken
multiple choice multiple choice
multiple choice question meerkeuzevraag
of choice bij voorkeur; uitgekozen
take your choice kies maar uit
the choice lies with you u hebt de keuze
choicely keurig
choiceness fijnheid; keurigheid; uitgelezenheid; uitgezochtheid
choose besluiten; kiezen; kiezen tot; uitkiezen; uitkiezen tot; verkiezen; verkiezen tot; wensen