English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word cart‐wheel

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(waggon; trolley);
🔗 I don’t want to go on the cart!
cart‐wheel flower
(giant hogweed; giant cow parsnip; hogsbane; giant cow parsley)
wheel
;
wheel
(handlebars; helm; rudder; handlebar)
;
wheel
(roll)
wheel
(turn around; turn back; turn round; turn; recourse; resort; whirl; apply)
; ; ; ; ;

EnglishDutch
cart‐wheel karrewiel; radslag; radslagen maken; wagenrad; wagenwiel
cart‐wheel flower reuzenbereklauw
turn cart‐wheels radslaan; radslagen maken
cart kar; met een kar vervoeren; slepen; wagen; zeulen
wheel cirkelen; draaien; draaischijf; kruien; laten zwenken; pottenbakkersschijf; rad; rijden; roer; rollen; schijf; spinnewiel; stuur; stuurrad; voortrollen; wiel; wielrijden; zwenken; zwenking