English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word braggart
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(boaster; bragger) | ; ; ; ; ; ; | |
(boast) | ; ; ; ; ; ; ; | |
(bluff) |
English | Dutch |
---|---|
braggart | ⇆ blaaskaak; ⇆ bluffer; ⇆ dikdoener; ⇆ dikdoenerig; ⇆ grootspreker; ⇆ lefgozer; ⇆ lefschopper; ⇆ ophakker; ⇆ opschepper; ⇆ pocher; ⇆ pochhans; ⇆ poehamaker; ⇆ praalhans; ⇆ praatjesmaker; ⇆ schreeuwer; ⇆ snoever; ⇆ snorker; ⇆ stoefer |
brag | ⇆ bluf; ⇆ bluffen; ⇆ brallen; ⇆ gebluf; ⇆ gebral; ⇆ gepoch; ⇆ grootspraak; ⇆ grootspreken; ⇆ ophakken; ⇆ ophakkerij; ⇆ opscheppen; ⇆ opsnijden; ⇆ pochen; ⇆ pocherij; ⇆ schetteren; ⇆ snoeven; ⇆ snoeverij; ⇆ snorken; ⇆ snorkerij; ⇆ stoefen; ⇆ zich beroemen |