English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word assess
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(balance) | de balans opmaken | |
(appraise; survey; value) | aan een deskundig onderzoek onderwerpen | |
(appraise; rate; assay; evaluate; judge; value) | ||
; | ||
(appraisal; assay; evaluation; judgement; estimate) | ||
🔗 Naturally, I disagree with your assessment. | ||
assessment (expertise) |
English | Dutch |
---|---|
assess | ⇆ aanslaan; ⇆ beoordelen; ⇆ boeten; ⇆ inschatten; ⇆ quoteren; ⇆ quotiseren; ⇆ schatten; ⇆ taxeren; ⇆ vaststellen |
assess at | ⇆ aanslaan voor; ⇆ taxeren op |
assess in | ⇆ aanslaan voor |
assess upon | ⇆ opleggen |
assessable | ⇆ belastbaar |
assessment | ⇆ aanslag; ⇆ belasting; ⇆ belastingaanslag; ⇆ beoordeling; ⇆ boete; ⇆ quotisatie; ⇆ schatting; ⇆ vaststelling |
reassess | ⇆ herwaarderen; ⇆ opnieuw onderzoeken; ⇆ opnieuw taxeren |