Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word wasvrouw
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
laundress | ||
laundress | ||
🔗 Ze was de dochter van een wasvrouw en haar vader was dood. | ||
(echtgenote; gemalin) | ; spouse | |
🔗 Dit is mijn vrouw. | ||
vrouw (wijfje; vrouwtje) | ||
(vrouwmens; vrouwspersoon; wijf) | ; female | |
🔗 Het was een vrouw die me dit gaf. | ||
(dame; koningin) | ||
(mevrouw; dame) | ||
🔗 Volgens de regering zijn meer dan zeshonderdduizend mensen getroffen door het wassende water. | ||
lesivi | ||
(opgaan; oprijzen; opstijgen; rijzen; stijgen; zich verheffen; de hoogte in gaan) | ||
(ómspoelen; uitwassen) | ; | |
🔗 Ze wastte haar lange, donkere haar. | ||
(was‐) | ||
(groeien; toenemen; aanwassen) | ; | |
🔗 De oude maan verdween en een nieuwe maan wies en nam af in de wereld daarbuiten, terwijl wij daar vertoefden. | ||
(mengen; mêleren) | shuffle |
Dutch | English |
---|---|
wasvrouw | ⇆ laundress; ⇆ washerwoman |
vrouw | ⇆ female; ⇆ missus; ⇆ lady; ⇆ quean; ⇆ queen; ⇆ wife; ⇆ woman; ⇆ spouse; ⇆ Mrs. |
wassen | ⇆ be on the increase; ⇆ grow; ⇆ increase; ⇆ launder; ⇆ lave; ⇆ pan off; ⇆ pan out; ⇆ wash; ⇆ wax; ⇆ waxen; ⇆ wash down; ⇆ washing; ⇆ shuffle; ⇆ rise; ⇆ wash up |