Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word vruchtgebruik

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
usufruct
🔗 Zijn vrouw behield gedurende haar hele leven het vruchtgebruik.
(praktijk)
custom
; ;
🔗 Daardoor weet ik niets van de plaatselijke gebruiken.
(aanwending);
(emplooi; inzet)
🔗 „O,” zei Hugo, „een dergelijk merkwaardig gebruik van het woord ‚veilig’ is helemaal nieuw voor me.”
(gewoonte)
custom
;
🔗 Dat is een oud gebruik.
🔗 In de buurt stonden veel bomen die grote, harde vruchten droegen.

DutchEnglish
vruchtgebruik life rent; usufruct
gebruik application; custom; employment; exercise; mode; practice; use; usage; way; consumption; habit; wear
vrucht fruit; offspring; product
vruchtgebruiker usufructuary