Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word vertrouwd

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(familiaar; gemeenzaam; vertrouwelijk; familiair)
familiar
(betrouwbaar; te vertrouwen);
🔗 Het kwam me vreemd voor dat tenminste de oude Gregory zijn meester verlaten zou hebben zonder dit aan een vertrouwde vriend als ik was te vertellen.
(eigen);
(bekend)
vertrouwd raken met
(zich gewennen aan)
get used to
;
accustom oneself to
(vertrouwen op)
🔗 Ik vertrouw hem niet.
(fiducie; betrouwen); ;
🔗 Je gebrek aan vertrouwen kwetst mij diep.
🔗 Ik vertrouw het ijs niet.

DutchEnglish
vertrouwd conversant; familiar; fiduciary; reliable; safe; trusted; trustworthy
niet vertrouwd met unfamiliar with
vertrouwde vriend familiar; intimate friend; trusted friend
vertrouwd met conversant with; familiar with
vertrouwd raken met become conversant with; become familiar with
zich vertrouwd maken met make oneself familiar with; make oneself conversant with
vertrouwde confidant; confidante; familiar
vertrouwdheid familiarity
vertrouwen rely; confide; confidence; dependence; dependency; faith; reliance; trust