Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word vaardigheid

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(bedrevenheid; behendigheid; handigheid; vlugheid)
🔗 „Geheel eerlijk gezegd”, zei Cugel angstig, „ben ik een groot deel van mijn vaardigheid inmiddels kwijtgeraakt.
🔗 Dat is alles goed en wel, madame, maar uw vaardigheden zijn ook elders vereist.
reading skill
(behendig; handig);
proficient
;
skilful
;
skilled
(handig; behendig)
cleverly
🔗 Robin reed snel en vaardig naar de tunnel om weer naar Hongkong terug te keren.

DutchEnglish
vaardigheid art; cleverness; dexterity; facility; fluency; nimbleness; proficiency; promptitude; promptness; readiness; skill; sleight
vaardigheid in proficiency in
leesvaardigheid reading skill
rijvaardigheid driving skill; driving ability
taalvaardigheid command of the language; language skills
vaardig dexterous; expeditious; expeditiously; facile; nimble; nimbly; proficient; prompt; skilled; skilful; adroit; clever; fluent; ready; adroitly; cleverly
vaardigheidsproef trial of skill