Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word urine

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
urine
urine
urinaal
chamber pot
urinaal
urinal
urineleider
(pisbuis)
urethra
(een plas doen; plassen; wateren)
urinate
;
make water
🔗 Crovak trok zijn laarzen uit en gespte zijn riem los, liep naar de buitendeur en urineerde op de trap.

DutchEnglish
urine stale; urinate; urine
urinaal urinal
urineblaas urinary bladder
urineleider ureter; urinary duct
urineren make water; micturate; urinate; stale; pass water
urinewegen urinary passages
urinoir urinal; public lavatory; public convenience; public urinal
uroloog urologist