Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word uitvoerhandel
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(affaire; koopmanschap; negotie; nering) | ; commerce ; trade | |
🔗 Misschien dat ik een kleine handel opzet in noten en wilde honing. | ||
(handeldrijven) | trading | |
🔗 ’t Gaat al aardig met de handel, waar? | ||
(export) | ||
🔗 Over de eerste vier maanden van dit jaar daalde de waarde van de uitvoer naar het Zuideuropese land met 5 procent, terwijl de uitvoer naar andere EU‐landen met 15 procent toenam. |
Dutch | English |
---|---|
uitvoerhandel | ⇆ export trade |
handel | ⇆ business; ⇆ commerce; ⇆ trade; ⇆ trading; ⇆ traffic |
uitvoer | ⇆ export; ⇆ exportation; ⇆ exports; ⇆ output |