Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word uitstel geven

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(oponthoud; opschorting; verdaging; verlating; verlet; respijt); ;
🔗 Ik wil geen uitstel.

DutchEnglish
uitstel geven grant a delay
uitstel abode; adjournment; deferment; deferral; delay; grace; postponement; procrastination; prorogation; put‐off; reprieve; respite; retard; retardation; retardment; stay