Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word tijdig

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(vroegtijdig)
🔗 Heer Bommel ging tijdig naar bed die avond.
(bijtijds; op tijd)
at the right time
;
🔗 Ga nu maar, anders zijn we niet tijdig op onze plaatsen.
timely
🔗 Ik weet niet wie u bent, meneer, maar ik dank u voor uw tijdige tussenkomst.
(tegelijkertijd)
at the same time
;
contemporaneously
; ;
simultaneously
🔗 Tom Poes kwam gelijktijdig met de oude vreemdeling voor slot Bommelstein aan.
(eigentijds; simultaan)
simultaneous
;
contemporary
🔗 En dat was inderdaad wat er gebeurde na verscheidene gelijktijdige pogingen.
(prematuur; voorbarig; voortijdig)
premature
🔗 De tijd heelt alle wonden.
(wijle; poos);
🔗 Talrijke eilanden verdwenen na korte tijd weer in zee.
(wijl);
🔗 Wij nemen u mee op een reis door de tijd.
(tijdsduur);
🔗 De tijd van deze hier was net begonnen.
🔗 In Portugal wordt de Westeuropese tijd aangehouden.
🔗 Er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan.
🔗 Daar had hij geen tijd voor.
🔗 Zedenmeesters zijn van alle tijden.
voortijdig
(ontijdig; prematuur; voorbarig)
premature
(pril; vroeg)
(tijdig; vroeg)
🔗 De volgende morgen is iedereen vroegtijdig wakker.

DutchEnglish
tijdig betimes; in good time; in season; seasonable; timely
gelijktijdig coincidental; concurrent; concurrently; contemporaneous; contemporary; synchronous; simultaneous
ontijdig ill‐timed; immature; immaturely; inopportune; premature; prematurely; unseasonable; untimely; out of season
tijd age; day; days; period; time; space; tense; tide; while; season; stretch
tijdigheid timeliness; seasonableness
voortijdig premature; prematurely; untimely; ahead of schedule
vroegtijdig early; untimely; premature; betimes; at an early hour; prematurely; before one’s time