Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word tegenspeler

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
tegenspeler
(tegenstander; opponent)
🔗 De met rood beboete speler schopte vervolgens de onderuit gehaalde speler tegen het hoofd, waarop de twee teams met elkaar in gevecht raakten.
(aan; bij; naar; op; tot; voor; naar … toe); ; ; ;
🔗 Ik kan net zo goed tegen de stoel praten.
(aan; jegens; met; tegen … aan; tegenover; versus; voor; tegen … in; op);
opposed to
; ; ; ;
🔗 U kunt het toch niet tegen zijn zin kopen?
(om; aan)
🔗 Maar tegen de ochtend ging de storm liggen en de dag brak helder aan.

DutchEnglish
tegenspeler co‐star; opponent; opposite number
speler gambler; gamester; hand; player; performer; actor; musician
tegen against; agin; at; at the rate of; by; con; contra; contrary to; on; to; toward; towards; versus; for; as against; opposed to; ’gainst