Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word spreker

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 De spreker vervolgde zijn toespraak.
lecturer
;
🔗 Want wat is dat voor een spreker, die ƒ 25,— voor een lezing vraagt?
(doodbidder)
undertaker’s man
(doodbidder)
undertaker’s man
ventriloquist
(praten);
🔗 De burgemeester wil je spreken.
(praten)
🔗 Maar ik kon niet spreken.
(zeggen)
🔗 „Ge gaat te ver”, sprak de markies.
(praten)
🔗 Op een winterse dag met Regin over zijn toekomst sprekend, vroeg Sigurd: „Welke daden worden van mij verwacht?”

DutchEnglish
spreker lecturer; orator; speaker; talker
aanspreker undertaker’s man
buikspreker ventriloquist
luidspreker loudspeaker; speaker
radiospreker broadcaster
spreken converse; discourse; speak; talk; see; say
voorspreker advocate; intercessor