Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word slotwoord
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(spang) | ||
(afloop; eind; einde; eindigen; end) | termination ; conclusion ; | |
🔗 Het slot zal morgen op dezelfde tijd worden uitgezonden. | ||
(beugel; sluiting) | toggle | |
(burcht; kasteel) | ||
🔗 Op een dag nam de vader zijn zoon mee naar het slot. | ||
🔗 Er werd een sleutel in het slot omgedraaid. | ||
🔗 Elk woord is hier te veel. | ||
🔗 Je hebt het woord „moordenaar” gebruikt. | ||
🔗 Het woord is aan de markies de Cantecler. | ||
🔗 En u moet nu maar erg op uw woorden passen! | ||
🔗 De drager van deze ring moet zich altijd aan zijn woord houden, zie je? | ||
Dutch | English |
---|---|
slotwoord | ⇆ concluding words; ⇆ last word |
slot | ⇆ snap; ⇆ castle; ⇆ clasp; ⇆ close; ⇆ conclusion; ⇆ finish; ⇆ hall; ⇆ lock; ⇆ manor‐house; ⇆ termination; ⇆ wind‐up |
woord | ⇆ parole; ⇆ word; ⇆ vocable |