Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word sinaasappel‐

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
sinaasappel‐
🔗 Sinaasappels rolden alle kanten uit.
🔗 Verder waren er ook een appel, een peer en een banaan.
(kumquat)
(chinaasappel)
orange‐tree
🔗 Verderop waren een paar bosjes sinaasappelbomen te zien.
(jus d’orange)
orange juice
🔗 Sinaasappelsap is het enige wat hier goed is.

DutchEnglish
sinaasappel orange
sinaasappel‐ orange
áppel apple
perssinaasappel juice orange
sinaasappelkist orange box
sinaasappelsap orange juice
sinaasappelschil orange peel