Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word regering

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(gouvernement; overheid)
🔗 De regering overweegt de noodtoestand op Madeira uit te roepen, voegde hij eraan toe.
(bestuur; bewind; heerschappij; besturen);
🔗 Na een regering van veertig jaar stierf Kyaxares.
federal government
federacia registaro
🔗 In Portugal heeft de minderheidsregering een politiek akkoord bereikt met de oppositie over de begroting voor volgend jaar.
;
(overheidsgebouw)
🔗 Want als ik minister Dreutel goed begrepen heb, is dit een land waar de regering alleen maar in de regeringsgebouwen regeert.
(bewindhebber; lid van de regering; bewindvoerder)
<person who governs>
governing party
;
party in power
registara partio
volksregering

DutchEnglish
regering administration; government; ministry; regimen; reign; rule
aan de regering komen come to the throne; come into power
coalitieregering coalition government
marionettenregering puppet government
minderheidsregering minority government
regeringloos anarchic; anarchical
regeringsbeleid government policy
regeringsbesluit decree; ordinance
regeringscommissaris government commissioner
regeringscrisis government crisis; governmental crisis
regeringsleider prime minister; PM; premier
regeringsmaatregel government measure
regeringspartij party in power; governing party
regeringsstelsel system of government
regeringsverklaring government policy statement
regeringswisseling change of government
regeringszaak affair of the government
regeringszetel seat of the government
tussenregering interregnum
volksregering government by the people; popular government