Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word raak

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
;
cele
🔗 Ik had raak gestoten en een bloedstraal van een vinger dik spoot mij tegemoet.
; ; ; ;
pertinent
🔗 Maar onze kogels waren raak.
(worden)
🔗 Het huis raakte stampvol.
(halen; treffen); ;
🔗 Ze hebben de opslagplaats geraakt.

DutchEnglish
raak close to home; effective; home; pat; telling
die was raak! that shot told!; he had you there!
het is altijd raak you can’t go wrong there
maar raak kletsen talk at random
rake beschrijving effective description
wat hij zegt, is raak what he says, gets there
raken affect; catch; concern; get; hit; impact; impinge on; impinge upon; reach after; reach at; touch; strike