Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word personenrijtuig
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(passagiersrijtuig) | passenger‐carriage | pasaĝervagono |
🔗 Hij was samengesteld uit een restauratiewagen, een slaapwagen en twee personenrijtuigen. | ||
(personage) | ; personage | |
🔗 Kijkt u goed naar deze persoon. | ||
(sujet; vent) | person | |
(equipage; koets) | carriage | |
🔗 Ik deelde een rijtuig met de redacteur. | ||
(wagon; spoorwagon) | carriage ; | |
🔗 Ik zal u een compartiment laten geven in het rijtuig dat wij in Belgrado hebben aangekoppeld. |
Dutch | English |
---|---|
personenrijtuig | ⇆ passenger‐carriage |
persoon | ⇆ bod; ⇆ body; ⇆ character; ⇆ figure; ⇆ identity; ⇆ individual; ⇆ person; ⇆ personage |
rijtuig | ⇆ carriage; ⇆ motor‐coach; ⇆ waggon |