Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word opponent

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(tegenspeler; tegenstander);
objector
🔗 Zijn opponent, een man uit Tilburg, kon niet tegen zijn verlies en sloeg de man meerdere malen met een glas op zijn hoofd.

DutchEnglish
opponent assailant; assailer; objector; opponent; opposer