Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word laars

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 Zuru gromde en greep de laars beet.
🔗 De laarzenmaker zal me zilver‐ en kopergeld teruggeven en dat kunnen we gebruiken voor onze kosten onderweg.
malkuraĝulaĉo
🔗 Anderen, die tot het leger der schijtlaarzen behoorden, maakten zich ernstig zorgen over de stand van de Maan.
toneellaars
buskin

DutchEnglish
laars boot
dat lap ik aan mijn laars fat lot I care
een waarschuwing aan zijn laars lappen ignore a warning
baggerlaarzen waders
gelaarsd booted
kaplaars top‐boot; knee‐boot
knooplaars buttonboot
laarzeknecht bootjack
laarzenmaker bootmaker
rijglaars balmoral; high‐low; lace‐boot; lace‐up boot
rijlaars riding boot
rubberlaars gumboot; rubber boot
schijtlaars scaredy‐cat; funk
toneellaars buskin