Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word klein kind

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
grandchild
🔗 Daarna vergreep hij zich opnieuw aan twee andere kleinkinderen.
great‐grandchild
🔗 Fotografe Miloushka Bokma gaat een serie familieportretten maken van grootouders en achterkleinkinderen.
;
infant
;
🔗 Heb ik je als kind te veel geslagen?
(koter)
🔗 Het huis en het omvangrijke fortuin dat mijn vader nagelaten moest hebben, waren mijn erfdeel, want ik was enig kind, net als hij.

DutchEnglish
klein kind bantling
kleinkind grandchild
achterkleinkind great‐grandchild
kind baby; bairn; chick; child; infant; kid; babe; little one