Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word heerser

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(gebieder)
🔗 De nieuwe heerser van Friesgalt leek zich beter te voelen dan de vorige avond.
(autocraat)
🔗 Kijk, zo komen de werelden van een rechtse, Westerse intellectueel en die van een Oosterse kleptocraat, voormalige KGB‐agent en alleenheerser toch bijeen.
(regeren);
🔗 Orander heerst over Cyrena.

DutchEnglish
heerser monarch; ruler
alleenheerser autocrat; absolute monarch
heersen be about; be rife; dominate; domineer; obtain; prevail; reign; rule; be prevalent
heerseres mistress; ruler