Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word halfzuster

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(halfzus)
half‐sister
🔗 Koesterde die van haar kant een wrok tegen haar halfzuster?
(half en half)
🔗 Ik was al half van mijn stoel opgestaan.
🔗 Ditkeer bleef hij bijna een half uur weg.
(zus)
🔗 Hoe komt het dat je niet in bed ligt zoals je zuster Edwe?
nurse
;
sick‐nurse
;
nursing‐sister
🔗 Een zuster zal u naar het ziekenhuis brengen.

DutchEnglish
halfzuster half‐blood; half‐sister
half half; mid‐
zuster sister