Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word grossier

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(groothandelaar)
wholesaler
🔗 Hij was noch fabrikant, noch grossier, noch winkelier, noch landbouwer.
(meerderheid; merendeel);
mainstream

DutchEnglish
grossier wholesale dealer; wholesaler
gros bulk; gross; mass; main body
grossierderij wholesale trade; wholesale business
grossieren sell wholesale; collect
grossiersprijs wholesale price; trade price