Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word grootheid

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(grootte);
grandeur
;
🔗 Om een grootheid te kunnen meten, moeten we deze ergens mee kunnen vergelijken.
;
(lang; rijzig)
🔗 De grote man glimlachte triest.
; ; ;
🔗 Deze dieren zijn heel wat groter dan reeën.
(volgroeid; volwassen)
(royaal; ruim; uitgebreid; uitgestrekt; wijd)
spacious
; ;
groschen
🔗 En ik word de grootste magiër van het land.
; ;
🔗 Dat was zijn grote vergissing.
🔗 Een nest van zeearenden is ongeveer 2 bij 2 meter groot en weegt zo’n 900 kilo.
(megalomanie)
megalomania

DutchEnglish
grootheid bigness; burliness; eminence; eminency; grandeur; greatness; largeness; magnitude; quantity; tallness
algebraïsche grootheid algebraic magnitude
grootheid van ziel magnanimity
groot all‐out; big; bulky; burly; comprehensive; egregious; egregiously; full‐size; grand; great; gross; grown; large; large‐scale; major; mighty; profound; spacious; spanking; tall; vast; voluminous; wide; signal; groschen; grown‐up
grootheidswaanzin mania of grandeur; megalomania; delusion of grandeur