Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word gehuwd

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(getrouwd)
married
(getrouwd)
married
(getrouwd)
married
geedziĝinta
(trouwen met)
iĝi la edzino de
🔗 Ik was bang dat als hij de tovenaar vernietigde, mijn vader mij zou dwingen om hem te huwen.
(in het huwelijk treden; trouwen);
🔗 Hij hield zich zeer lang in Parigi op, huwde daar, en ging tot het mohammedanisme over.
(trouwen met)
iĝi la edzo de
🔗 Het meisje dat hij graag had willen huwen, kreeg hij niet, omdat ze te weinig muziek in hem zag.
(bruid);
newlywed
newlywed
(ongetrouwd)
unmarried
(ongetrouwd)
unmarried
(ongetrouwd)
unmarried
senedzina
🔗 Mijn beide ouders zijn dood en ik ben ongehuwd.
(ongetrouwd)
unmarried
senedza
🔗 Ik heb weleens horen zeggen dat ze een ongehuwde moeder was.

DutchEnglish
gehuwd married; wedded
aangehuwd by marriage; related by marriage
gehuwden married people
huwen marry; mate; wed
jonggehuwde bride; newlywed
ongehuwd celibate; unmarried; unwed; unwedded