Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word drogen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(opdrogen; uitdrogen)
(droogmaken; uitdrogen)
sekigi
🔗 De grutter droogde zijn voorhoofd.
(zich afdrogen)
dry oneself
🔗 Ik heb het vuur gemaakt zodat ze zich hier konden drogen.
(afranselen)
clatter
;
buffet
🔗 De lucht is droger.
(dor)
sensuka
(droogjes)
🔗 Hij maalt weinig om wat hij eet, en of hij droog slaapt of nat is hem onverschillig, ja al sliep hij in het geheel niet.
(afdroogdoek)
airing cupboard
airing cupboard
(waslijn)
clothes‐line
(drogen; uitdrogen; verdrogen)
🔗 En in de tweede maand, op de zevenentwintigste dag der maand, was de aarde opgedroogd.
(drogen; opdrogen; verdrogen)
🔗 Is uw handdoek al uitgedroogd?
(drogen; droogmaken)
sekigi
(opdrogen; uitdrogen)

DutchEnglish
drogen cure; dehydrate; desiccate; dry; exsiccate; season; wipe
zich drogen dry oneself
afdrogen do the drying‐up; dry; wipe; wipe off; beat; thrash; towel; towel down
droger drier
droog arid; droughty; dry; matter‐of‐fact; waterless; wizened; sapless; sear; parched; dry‐as‐dust; dryly
droogdoek dishtowel; tea‐towel
droogkap electric hair‐drier
droogkast airing cupboard
drooglijn clothes‐line
droogmolen collapsible clothes‐line
droogoven oast; stove; drying‐kiln; drying‐oven; kiln
droograam drying‐frame
droogrek airer; drying‐rack; clothes‐horse
droogtrommel trumble‐drier; tumble drier
droogzolder drying‐loft
indrogen dry up
opdrogen desiccate; dry; dry up; exsiccate; run dry
uitdrogen desiccate; dry; dry out; exsiccate; dry up; become dry
verdrogen dry up; parch; wither