Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word dikzak

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(dikkerd)
🔗 En, heb je al met die dikzak van een vriend van je gesproken?
(vet)
(dicht; gebonden; aaneengesloten)
(lijvig);
🔗 Aan de rand staan dikke populieren.
(zwaarlijvig)
obese
🔗 De dikke leider was nergens te zien.
🔗 Ruim vier maanden geleden was hij in het kamp aangekomen en hij en Puc waren als snel dikke vrienden geworden.
🔗 Ik had het gedicht al die tijd in mijn zak.
(tas); ; ;
;
bastard
;
son‐of‐a‐bitch
scrotum
🔗 Toen mijn zak helemaal leeg was, trok ik mijn pik weer uit haar.

DutchEnglish
dikzak big fellow; fat‐guts; fatty; squab
dik abdominous; big; bulky; burly; close; crass; fat; fleshy; footy; gross; grounds; gummy; heavy; lumping; plump; podgy; portly; pudgy; pudsy; thick; stocky; stodgy; thickly; stout
zak bag; pocket; poke; pouch; twat; sac; sack; scrip