Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word boomklever
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
nuthatch | ||
🔗 De boomklevers, die net zo makkelijk omlaag als omhoog lopen over een boomstam, zijn druk bezig nestjes te bouwen. | ||
🔗 Bomen of banken stonden er niet. | ||
(baar; paal; schacht; schaft; spijl; staaf; stang) | ; ; | |
🔗 Hij zag de rood‐witte bomen al. | ||
🔗 Uit de cijfers blijkt ook dat de boom van de huizenmarkt alleen maar toe lijkt te nemen. | ||
(aanhangen; aankleven; vastkleven) | ; | |
(plakken) | gluiĝi | |
🔗 Toen keken ze allebei weer naar de stenen toren die boven hen tegen de berg kleefde. |
Dutch | English |
---|---|
boomklever | ⇆ nuthatch |
boom | ⇆ bar; ⇆ beam; ⇆ boom; ⇆ tree; ⇆ punting‐pole; ⇆ barrier; ⇆ shaft; ⇆ pole |
kleven | ⇆ adhere; ⇆ adherence; ⇆ adherency; ⇆ cleave; ⇆ climb; ⇆ cling; ⇆ glue; ⇆ gum; ⇆ stick |