Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word aanbrenger

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(aanklager; klikspaan; verklikker)
informer
(aandragen; brengen)
🔗 Zodoende werden er dagelijks niet meer dan gemiddeld drie aangebracht, terwijl gerekend was op minstens tien.
(aangeven)
denounce
(aanpassen)
(opbrengen)
🔗 Ik breng uw huisnummer aan.

DutchEnglish
aanbrenger common informer; denouncer; denunciator; informant; informer; talebearer; telltale
aanbrengen apply; bring; bring in; carry; delate; denounce; fit; fit on; fit up; fix; fix up; inform on; installation; introduce; let; make; place; put up; recruit; yield; touch in