La conjugación del verbo neerlandés winden

Los formularios irregulares se imprimen en rojo.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) wind(ik) wond
(jij) windt; wind (jij)(jij) wond
(hij) windt(hij) wond
(wij) winden(wij) wonden
(gij) windt(gij) wondt
(zij) winden(zij) wonden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) winde(dat ik) wonde
(dat jij) winde(dat jij) wonde
(dat hij) winde(dat hij) wonde
(dat wij) winden(dat wij) wonden
(dat gij) windet(dat gij) wondet
(dat zij) winden(dat zij) wonden
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
windwindt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
windend(e)(hebben) gewonden