The conjugation of the Dutch verb vinden

Irregular forms are printed in red.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) vind(ik) vond
(jij) vindt; vind (jij)(jij) vond
(hij) vindt(hij) vond
(wij) vinden(wij) vonden
(gij) vindt(gij) vondt
(zij) vinden(zij) vonden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) vinde(dat ik) vonde
(dat jij) vinde(dat jij) vonde
(dat hij) vinde(dat gij) vonde
(dat wij) vinden(dat wij) vonden
(dat gij) vindet(dat gij) vondet
(dat zij) vinden(dat zij) vonden
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
vindvindt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
vindend(e)(hebben) gevonden