La conjugación del verbo neerlandés mogen

Los formularios irregulares se imprimen en rojo.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) mag(ik) mocht
(jij) mag(jij) mocht
(hij) mag(hij) mocht
(wij) mogen(wij) mochten
(gij) moogt(gij) mocht
(zij) mogen(zij) mochten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) moge(dat ik) mochte
(dat jij) moge(dat jij) mochte
(dat hij) moge(dat hij) mochte
(dat wij) mogen(dat wij) mochten
(dat gij) moget(dat gij) mochtet
(dat zij) mogen(dat zij) mochten
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
mogend(e)(hebben) gemogen, gemoogd