The conjugation of the Dutch verb gieten

Irregular forms are printed in red.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) giet(ik) goot
(jij) giet(jij) goot
(hij) giet(hij) goot
(wij) gieten(wij) goten
(gij) giet(gij) goot
(zij) gieten(zij) goten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) giete(dat ik) gote
(dat jij) giete(dat jij) gote
(dat hij) giete(dat hij) gote
(dat wij) gieten(dat wij) goten
(dat gij) gietet(dat gij) gotet
(dat zij) gieten(dat zij) goten
Gebiedende wijs
giet
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
gietend(e)(hebben) gegoten