The conjugation of the Dutch verb denken

Irregular forms are printed in red.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) denk(ik) dacht
(jij) denkt; denk (jij)(jij) dacht
(hij) denkt(hij) dacht
(wij) denken(wij) dachten
(gij) denkt(gij) dacht
(zij) denken(zij) dachten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) denke(dat ik) dachte
(dat jij) denke(dat jij) dachte
(dat hij) denke(dat hij) dachte
(dat wij) denken(dat wij) dachten
(dat gij) denket(dat gij) dachtet
(dat zij) denken(dat zij) dachten
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
denkdenkt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
denkend(e)(hebben) gedacht