La conjugación del verbo neerlandés blijken

Los formularios irregulares se imprimen en rojo.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) blijk(ik) bleek
(jij) blijkt; blijk (jij)(jij) bleek
(hij) blijkt(hij) bleek
(wij) blijken(wij) bleken
(gij) blijkt(gij) bleekt
(zij) blijken(zij) bleken
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) blijke(dat ik) bleke
(dat jij) blijke(dat jij) bleke
(dat hij) blijke(dat hij) bleke
(dat wij) blijken(dat wij) bleken
(dat gij) blijket(dat gij) bleket
(dat zij) blijken(dat zij) bleken
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
blijkend(e)(zijn) gebleken