La conjugación del verbo neerlandés baren

Los formularios irregulares se imprimen en rojo.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) baar(ik) baarde
(jij) baart(jij) baarde
(zij) baart(zij) baarde
(wij) baren(wij) baarden
(gij) baart(gij) baardet
(zij) baren(zij) baarden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bare(dat ik) baarde
(dat jij) bare(dat jij) baarde
(dat zij) bare(dat zij) baarde
(dat wij) baren(dat wij) baarden
(dat gij) baret(dat gij) baardet
(dat zij) baren(dat zij) baarden
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
baarbaart
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
barend(e)(hebben) gebaard 1, (zijn) geboren 2


Notas

1 borne

Ejemple: Ze heeft drie kinderen gebaard.

2 born

Ejemple: Hij is in 1976 geboren.